zondag 31 maart 2013

Herinneringen van Gerard van der Schouw: Het Renkumse Pontveer


Voor de dorpen Renkum/Heelsum treurt men nog steeds nadat ’t pontveer in 1973 uit de vaart is genomen, nu 40 jaar geleden. Maar voor Renkum in ’t biezonder is het een aderlating zowel uit “historisch” als “toeristisch” oogpunt! 
De oude Renkumse veerstoep, nu gezien vanaf Heteren
De historie van deze plek is voor de Renkumer altijd waardevol geweest als men bedenkt: de veerpont, de bel, ’t veerhuis, de loswal (pakketboot “Concordia”) via de zomerkade naar ’t zwembad of vissen op de krib of in de papierhaven en niet te vergeten als de Rijn dichtgevroren was en de veerman ’n voetpad uitzette! In mijn “jeugdherinneringen” in de Echo’s van Mei 2005 blz. 19 t/m 21 en juli 2005, blz. 11 t/m 23 beschreef ik al de Veerweg & veerkop.                                             
Het verlangen om ’t pontveer weer terug te krijgen broeit nog steeds. Er zijn pogingen hiertoe gedaan o.a. door John Bartels met ‘t “Aanbiedingsvoorstel “Renkumse Veerstoep”op 3 mei 2007. In de jaren 2008 en 2009 verschenen in de Veluwepost diverse artikelen over de inspanningen van wethouder Dirk van Uitert en raadslid
John Bartels voor een fietsveer tussen Renkum en Heteren. Op 16 juni 2009 concludeert de Gelderlander met “de man van de krant” en Kosse Stegeman: “Het tij is gekeerd voor het pontje”. Dank zij het fietstoerisme. In die krant vond ik op 5 april 2012 nog een prachtig artikel “Renkum en Betuwe beetje meer buren” van Marc van Onna waarin hij stelt: “Het pontje tussen Renkum en Heteren keert vrijwel zeker terug…. Aan ’t water was altijd van alles te beleven!” Nou dat kan ik bij deze zeer beamen.              
Tijdens de clubavond van “Redichem” zag ik ’n artikel uit een krant van 1939 als dat een vrachtwagen van de veerstoep (Renkumse kant) s’morgens vroeg de Rijn in was gereden en de chauffeur was verdronken.
Omdat hij aan de vroege kant was en de pont nog niet in de vaart, was ’t wachten op de veerman om hem over te zetten. Tijdens het wachten was hij in slaap gevallen en hij had de vrachtwagen niet op de handrem gezet met een fatale afloop!
Foto en artikel uit 
ALGEMEEN HANDELSBLAD, zaterdag 16 september 1939
Dit artikel pakte mij zeer aan. Ik weet nog heel goed dat ’t een geweldige “impact”op mij had toen ik zelf deze auto zag, die men uit de Rijn op de loswal had gezet. Ik was 10 jaar en zoiets gaat meteen ’t hele dorp door, dus ook op school en je begrijpt wel dat ik vanuit school met een vriendje ging kijken. Toen ik dus dat water uit die natte cabine zag lekken, maakte dat op mij een geweldige indruk om reden dat mijn vriendje en ik vaak stiekum op de klep van de pont gingen staan en als dan de pont afvoer naar de overkant dan zo lang mogelijk op de klep blijven staan totdat je ’t water onder je voeten zag en dan sprongen wij naar de kant en de veerbaas (o.a. de heren Toon Philipsen en Toon Niels ) kwaad!
Achteraf natuurlijk levensgevaarlijk maar doordat ik die kletsnatte auto had gezien besefte ik ineens hoe gevaarlijk dat spelletje van ons was en ik heb dit ook nooit thuis verteld, want dan had er wel wat gezwaaid denk ik!
Het is lang geleden, maar ik wil u mijn jeugdherinneringen niet onthouden van dit ongeval waarvan ik ooggetuige was. Dat was voor mijzelf als kwajongen ’n harde les.

zaterdag 30 maart 2013

Herinneringen van Gerard van de Schouw, n.a.v. “Wie waren zij?”

Naar aanleiding van een artikel van Ton Steenbergen[1] in “Oud Wageningen”, nl. “Wie waren zij?” over de familie Wentholt-Steenhoff wil; ik graag ’n leuk voorval uit mijn familie toevoegen.
Foto: Café Wentholt, ca 1900. Bron: "Oud-Wageningen", april 2000, p. 33-35 

Steenbergen schrijft daar dat van 1750-1925 pelgrimstochten van katholiek Wageningen naar Kevelaer werden gehouden. Zoals ik begrijp was de belangstelling tijdens deze 1e stopplaats voor ’t café Wentholt met z’n biertapperij en bitterballenfabriekje wel groot. Door toeval was diezelfde belangstelling er ook van mijn grootvader die daar bij gelegenheid ook wel eens een biertje of likeurtje nuttigde!

Foto: een soortgelijke aak als die van Gradus van der Schouw. Bron: internet foto's EbenHaezer.

Mijn grootvader Gradus van der Schouw (geb. te Renkum, 5 oktober 1866) was als zelfstandige vrachtschipper, die met zijn schip “Eben-Haezer” zijn brood verdiende met vervoer van baksteen en zand tussen Renkum en Wageningen. De werkdagen waren toendertijd van maandag t/m zaterdag, zo’n +55 à 60 uur per week en er was weinig gelegenheid tot uitgaan. Toch zocht men bij tijd en wijle elkaar op in ’t centrum van de stad, dorp of buurgemeente en Renkumers waren vaak in Wageningen te vinden, maar de Wageningers gingen ook regelmatig uit in Renkum. Zodoende kwam Gradus dus ook regelmatig in Wageningen en daar leerde hij op een gegeven moment m’n grootmoeder kennen: Johanna Sanders (geb. te Valburg, 15 oktober 1870). Zij was daar als kamermeisje voor dag en nacht werkzaam, in dat café-restaurant “Wentholt” in de Hoogstraat (thans nr. 88, Grand Café Suisse), wat ook als een echt ontmoetingcentrum bekend stond. Gradus kreeg in dat café van Johanna wel wat “extra” aandacht met ’t gevolg, alsdat hij op ’n gegeven ogenblik haar daar ten huwelijk vroeg, wat zij op haar beurt nog wel even in beraad wilde houden. Korte tijd later stond haar besluit vast: zij ging eerst ter bedevaart naar Kevelaer en als hij dan voor ’n woning kon zorgen, want op dat schip gaan wonen vond ze maar niks, dan wilde ze wel met Gradus in ’t huwelijksbootje stappen.
Zo gezegd ook zo gedaan, op ’t huchtje van de Achterdorpsstraat in Renkum stonden twee huisjes de nummers 1 en 3, achter de slagerij van H. van Kranen (nabij het postkantoor). Op nr. 1 woonde oude “Nol” en nr. 3 dat kwam leeg en dit pand kon Gradus huren van slager Kranen.
Toen ging Johanna op haar beurt naar baas Wentholt en vroeg haar ontslag aan, wat haar baas jammer vond na 15 jaar dienstverband. Ze wilde zelf mee naar Kevelaer en daarna met Gradus in ’t bootje stappen. 
Het huwelijk werd gesloten in ’t gemeentehuis van Renkum op 30 juli 1903 en bevestigd in de R.K.Kerk aldaar op 3 augustus 1903.



[1] Ton Steenbergen, “Oud Wageningen”, april 2000, p. 33-35