donderdag 15 maart 2001

De Schouwburcht

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in "Echo's van zes dorpen", uitg. maart 2001, pp. 5-13

VOORLOPIG ZIJN DE ILLUSTRATIES NOG BEPERKT VAN KWALITEIT

De Schouwburcht.

Inleiding van de Echo-redactie

In zijn boek "Groen was mijn dorp" geeft Wes Beekhuizen op blz. 37 een beschrijving van "Villa Lon". Beekhuizen beschrijft dit als volgt:
“Hoog op de naar de Dorpsstraat nijgende helling van de Achterdorpsstraat stond de slagerij van Hendrik van Kranen. Daarnaast -was een doodlopend steegje en aan het eind
daarvan, in een tamelijk bouwvallig stulpje, woonde de oude Nol die zijn onderkomen villa Lon gedoopt had.”
Het was in 1931 dat op deze plaats onze donateur Gerard van der Schouw, met zijn zusje Fien, bij hun grootouders kwamen wonen. Dhr. van der Schouw, nu wonende in Wageningen heeft een uitvoerig verslag gemaakt over de periode dat ze daar woonden, Dit was de periode juli 1931 t/m oktober 1944, en daar op aansluitend zijn ervaringen in de evacuatie periode 44/45. In Echo's van zes dorpen namen wij reeds een gedicht op van de hand van zijn zuster Fien over haar jeugdherinneringen aan dit plekje aan de Achterdorpsstraat.
Voor de nieuwe lezers van ons blad meende de redactie er goed aan te doen ook dit gedicht van zijn zus, mw. A.G. Derksen-van der Schouw uit Oosterbeek in dit nummer nogmaals weer te geven.

Renkum; de Pub’s op de Hucht.
Beschrijving van de "Pubs" ofte wel de kleine huisjes op 't heuveltje, de "Hucht", van de Achterdorpsstraat nummer l en 3 in de periode van ca. 1900 t/m 1945.

Aansluitend op mijn verhaal in Echo's van zes dorpen van september 98 (jrg. 2 pagina 14) waarin ik beschreef dat mijn grootvader Gradus van der Schouw, als zelfstandig vrachtschipper zijn brood verdiende met het vervoer van baksteen en zand tussen Renkum en Wageningen. De werkdagen in die tijd waren van maandag t/m zaterdag, wel 55 a 60 uur per week en er was dan ook weinig gelegenheid tot uitgaan.
Toch zocht men bij tijd en wijle elkaar op in het centrum van Renkum of de buurgemeente Wageningen. De Renkumers waren vaak in Wageningen en de Wageningers kwamen ook in Renkum regelmatig over de vloer. Zodoende kwam Gradus dus regelmatig in Wageningen en leerde hij daar Johanna Sanders (grootmoeder) kennen die voor dag en nacht werkzaam was in Hotel "Wentholt" op de Hoogstraat Dit hotel werd later de bejaardensoos het "Hoekje" en daarna café-restaurant de "Bergpoort" van Frits Onderstal.
Gradus kreeg van Johanna wel wat "extra" aandacht en na korte tijd werd besloten om samen verder te gaan, wat weer tot gevolg had dat op 31 juli 1903 in het gemeentehuis van Renkum te Oosterbeek het huwelijk tussen die twee geliefden werd gesloten.

Foto: 1928. Dorpsstraat / hoek Achterdorpsstraat. Links het postkantoor, rechts slagerij van Kranen. Rechts op de voorgrond is nog net het hek van pension "Frisia" zichtbaar.

Op het huchtje van de Achterdorpsstraat stond de slagerij van H. van Kranen en naast die slagerij was een doodlopend steegje. Aan het einde van dit steegje stond een tamelijk bouwvallig stulpje "Villa Lon" genaamd naar de bewoner en met het adres Achterdorpsstraat no, 1. (Zie bladz. 37 - 38 van het boek "Groen was mijn dorp" van Wes Beekhuizen. Maar naast dat stulpje was nog een "pub" (klein huisje). Dit was het pand Achterdorpsstraat no. 3. Hierin woonde een vrijgezelle slagersknecht. Deze kleine huisjes waren het eigendom van slager van Kranen. In overleg met van Kranen ging de slagersknecht boven de winkel wonen en kwam het pandje no. 3 vrij voor Gradus en Johanna, die daar in 1903 gingen wonen.

Gradus verdiende dus de kost met z'n vrachtschip "Eben Haezer" en Johanna zwaaide de scepter over het huishouden. In de loop der jaren werden hier zeven kinderen geboren, t. w. Johan (Jo) - Theo (Doris) - Marie - Jacob - Jacoba (Co) -Willem (Wim) en Petronella (Nellie). Als Gradus klaar was met zijn werk en naar huis ging, zei hij altijd: "Zo ik ga weer naar m'n "Burcht", wat later door zijn schippersvrienden werd omgedoopt tot: Gradus gaat weer naar zijn "Schouwburcht" en zodoende heeft het huisje Achterdorpsstraat 3 deze naam behouden.

Ondergetekende heeft vele uurtjes met zijn lievelings-opa Gradus gesproken. Hij was mijn toeverlaat en vertelde mij ook veel over z'n schippersleven. Doordat ik mijn jeugd bij mijn grootouders, n.l. van september 1931 t/m september 1944 heb doorgebracht, ging ik vaak met opa Gradus op stap. Zo vroeg ik hem ook eens hoe die steenfabrieken aan hun naam kwamen en hij wist mij haarfijn te vertellen dat deze namen waren ontleend aan de omgeving vanwaar de klei werd gewonnen uit de uiterwaarden langs de rivieren, waarvan hier enkele voorbeelden: Muggewaard, alwaar het boven het water zwermde van de muggen; Havikkerwaard waar veel havikken nestelden; de Jufferswaard, naar de vele Libellen die boven het moeras zwermden en de Kleikamp waar zeer veel goede klei werd gewonnen voor de steenfabricage. Dit als zijsprongetje, maar wat ik toch wel belangrijk vindt om dit door te geven.
Maar terug naar mijn verhaal van de "Pubs op de Hucht". Ik kan de huisjes no. l en 3 nog goed omschrijven en doe dit aan de hand van een tweetal plattegronden van respectievelijk de begane grond en de zolder. Dit aan de hand van een legenda, gesitueerd omstreeks de jaren 1939-40.

Toch wil ik bij enkele nr.'s nog wat toevoegen zoals bijv. de no. 28 t/m 30 op de begane grond. In de bedsteden (no. 29) lagen goed gevulde strozakken die van tijd tot werden gelucht of weer van nieuw stro werden voorzien. Bij no. 30 liep de kelder via een schuin kelderluik (no 14 b.g.) en een stenen trap geheel onder de bedsteden door naar de voorgevel van het huis (zie schets A). De waterleiding liep ook door deze kelder en deze werd in 1934 aangesloten. Zoals gebruikelijk in die dagen nog door middel van een loden buis. Voordien haalden we water met emmers bij het slachthuis.
Ook de zolderverdieping werd benut, want het was namelijk zo dat de woning met enkel zijn twee bedsteden, één voor de ouders en één voor vele kinderen, te klein werd. Gradus had nog een schipperstrap (no. 19 b.g.) en die werd in de bijkeuken langs het kelderluik (no. 17 b.g) tegen de schoorsteen (no. 6 b.g.) geplaatst Via de opstapplank(no. 18 b.g.) van het kelderluik kon men de trap op (no. 19) en kwam men via opstapplank (no. 8 z.v) op de zolder. Daar werd een slaapkamer (no. 3 z.v) voor de meisjes gemaakt van linnen op hout gespannen, en voor de jongens kwam er een slaapkamer (no. 5 z.v.) afgeschermd met zware gordijnstof. Onder de holle dakpannen was het in de winter wel erg koud, maar ook daar was een oplossing voor gevonden, door onder de holle dakpannen z.g. strodokken te plaatsen, (zie schets B). Ook werd voor de tocht vanuit de bijkeuken, via de trap naar zolder een afsluitluik geplaatst (no 9 z.v.) Nu was dat luik nogal zwaar, maar Gradus had ook hiervoor wel een oplossing: een schipperslijn (koord) bevestigd aan het luik en dat via een katrol (no. 10 z.v) van 't schip waarover ‘t koord liep, werd die katrol aan het dak bevestigd met aan de andere kant van het koord een tegengewicht, zodat het luik zo licht als een veertje open en dicht kon (Zie bladzijde 10 - 11).

Van beide huisjes waren de gevels gesausd, Villa Lon in het wit, en Schouwburcht in het geel. De onderkant was over 60 cm. zwart geteerd, tegen het indringen van het vocht.

v.l.n.r. = Lida van Beek, Cor van Beek, Mw. van Beek (van de slager) en Gerard van de Schouw.
Foto is gemaakt op de hoek van de slagerswinkel van v. Beek en de steeg naar de Achterdorpsstraat l en 3. Rechts Pension "Frisia" (1934)

Zoals ik de voorgaande situatie schetste van no. 3, zo wil ik dit ook beknopt doen van no. l, ofwel "Villa Lon" van de zo ludieke "oude Nol". Toen oude Nol als bewoner verdween, nam Mina Barten haar intrek in de woning, trouwde met Kees Verwoerd maar verhuisde in 1934 naar elders in het dorp. (Zie "Groen was mijn dorp" blz. 37-38).
Mina Barten was altijd heel voorzichtig als zij op straat liep en het was dan ook heel triest dat zij in 1938 op het smalle stoepje van de Dorpsstraat bij de Veerweg, bij Jan van Dee voor de winkeldeur werd doodgereden.
Van 1934 tot 1939 woonde Willem Bos met zijn vrouw Trui en de twee dochters Teuntje (de oudste) en Maartje in de woning. Zij verhuisden toen naar de Hartenseweg.
Vanaf 1939 tot 1945 waren mijn vader Johan van der Schouw met zijn kinderen Gerard, Fien en Dolf, de laatste bewoners. Zie hiervoor de plattegronden.
Het was een intiem hoekje van het dorp om te wonen. Je was overal vlakbij, zoals het Postkantoor, Politiebureau, de gemeentesecretarie, de brandweer en de twee dronkemanscellen van het politiebureau. Maar ook dichtbij de Rijn, waar bij de steenoven van Pilo, "de Jufferswaard" altijd schippers lagen die vaak in de avond op het dek accordeon speelden.
En dan niet te vergeten, 's winters konden we op de uiterwaarden schaatsen en in de zomer konden we naar het Rijnzwembad voor een frisse duik. Ook een tochtje met het Renkumse pontveer om in de Betuwe kersen te halen, was zeker niet te versmaden. Helaas werd die intimiteit wreed verstoord op 17 september 1944, door de luchtlandingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten