De berichten over de Historische Schuilkelder:
Luchtlanding en bevrijding, 1944. maart 2001
Schouwburcht, 60 jaar na dato (1940). april 2002
Wonen in een historische kelder: september 1944. juni 2013
Mobilisatie en evacuatie 1940. juni 2013
De evacuatie looproute 1944. juni 2013
Samenvatting Luchtlandingen Renkum 1944. oktober 2013
Onder granaatvuur geboren (18 september 1944) januari 2014
Voor een totaal overzicht van dit blog kunt u scrollen naar helemaal links onder.
OVERIGE BLOGS VAN GENOOTSCHAP REDICHEM:
- Het Dashboard van Genootschap Redichem (ongerubriceerd)
- Renkumse schuilkelders
- Renkumse Oorlogsherinneringen
- Historische wetenswaardigheden van Renkum
- Opmerkelijke Renkummers uit het verleden
- Opmerkelijke Renkumse Families
- Oude Wandelgidsen van Renkum
- Oud-Renkumse wandelingen
- Wandelen langs de steenoven-resten in de Jufferswaard
Herinneringen van Gerard van der Schouw Jzn.
dinsdag 14 januari 2014
Onder granaatvuur geboren
Herinneringen van Gerard van der Schouw
Nadat ik in de Echo’s van maart 2001 (blz. 16-17) in het
kort de geboorte van een dochter bij de familie Starink op 18 september
vermeld had vond ik achteraf dat het verhaal niet volledig was, vooral omdat
juist die 18e september een grote impact heeft gehad op het Airborne-dorp
Renkum. Precies op die dag barstten de gevechten in alle hevigheid los tussen
de para’s en de SS-ers. De bewoners aan de zuidkant van de Dorpsstraat (nrs.
2-32) ontvluchtten hun huizen in noordelijke richting en wij zelf vonden een
schuilplaats met nog 18 buurtgenoten een schuilplaats in de spekkelder van
slager van Beek aan de Achterdorpsstraat
1.
Op de Dorpsstraat tentoonstelling 13-12-2013, vlnr.: Riet
Starink,
Gerard van der Schouw, Trees en Irma Starink (Irma wijst naar haar geboortehuis)
|
Maar
er gebeurde die ochtend nog meer. 100 meter ten oosten van ons aan de
Utrechtseweg werden vader en zoon Emmen door een granaat gedood, terwijl nog
geen 50 meter ten westen op Dorpsstraat 32 onder granaatvuur een meisje werd
geboren bij de familie Starink.
We hebben haar, Irma Starink, opgespoord en ontmoet. Pas
bij zijn overlijden ontdekte zij met haar 2 oudere zussen dat haar vader het
verhaal van haar geboorte in detail had opgeschreven.
Uit het dagboek van Hendricus Starink
“Op 17 september 1944, wij zaten te eten, hoorden wij een
oorverdovend lawaai. Wij keken naar buiten. Daar waren tientallen vliegtuigen
en zweefvliegtuigen. Uit de vliegtuigen zagen wij vele parachutisten springen,
waarvan er enkele, terwijl zij nog in de lucht hingen, door de Duitsers werden
neergeschoten. Dat vond ik laf en gemeen. Later hoorden wij dat dit een invasie
van geallieerden was. Ze zijn toen op de Renkumse heide geland van waaruit zij
moesten oprukken naar de Rijnbrug te Arnhem. Maar wij weten uit de vele boeken
dat dit jammerlijk mislukt is.
's Middags waren wij in de veronderstelling dat wij bevrijd
waren. De ondergrondse had al diverse N.S.B.-ers opgepakt en in de
papierfabriek ondergebracht. Er hingen veel vlaggen uit en vele oranje-gezinde
foto's voor de ramen. Maar de desillusie kwam al heel gauw.
Mijn vrouw was in verwachting en liep op alle dagen. Zij
kreeg die middag al weeën, dus was de baby op komst. Ik ben toen naar het
postkantoor gegaan en heb aan de directeur [1]gevraagd
of hij mijn telefoon kon aansluiten. Onze telefoon was afgesloten omdat wij
geen N.S.B. waren en geen bemoeienis hadden met Duitse instanties. Als hij mijn
telefoon aansloot behoefde ik niet met de fiets (met stukken tuinslang als
banden) naar de dokter[2]
die in Heelsum woonde. Hij heeft aan mijn verzoek voldaan, wij waren naar onze
mening toen bevrijd. Ik heb van die aansluiting veel gemak gehad.
Aan de achterkant
van ons huis was aan de Rijn een steenfabriek waar zich ook geallieerde
soldaten hadden gelegerd. Het was 's avonds dat wij zware voetstappen hoorden.
Wij gingen buiten kijken en jawel hoor de Duitsers waren weer terug. Het duurde
niet lang of er werd over en weer geschoten. Wij waren opgesloten in de
vuurlinie. Wij moesten regelmatig een andere veilige plaats opzoeken in huis.
Wij hadden een stenen aanrecht waar mijn vrouw op handen en voeten achter ging
liggen omdat dat de veiligste plaats in de kamer was. De kogels en granaten
vlogen door de ruiten, muren en dak. Wij moesten telkens een andere dekking
zoeken, eerst boven dan weer beneden. Wij waren opgesloten en konden het huis
niet uit om andere dekking te zoeken.
Mijn vrouw die anders nogal nerveus was, bleef in die
toestand en in haar toestand uiterst kalm. De weeën kwamen steeds regelmatiger.
Wij hadden de dokter en de zuster al opgebeld maar zij konden vanwege de
schietpartij, zonder gevaar voor eigen leven niet door de vuurlinie, maar ze
zouden komen zodra daar de mogelijkheid toe was. Intussen was de toestand van
mijn vrouw dermate kritiek geworden dat de baby geboren moest worden. Ik had
mij toen met de dokter in verbinding gesteld die mij enkele aanwijzingen gaf.
Ik heb de baby zelf op de wereld geholpen. Ik kan nu niet omschrijven wat wij
allen hebben doorstaan.
NB. De namen zijn op dit geboortekaartje fout gespeld. Het moet Starink zijn. |
Dit alles gebeurde op 18 september 1944. Mijn twee andere kinderen, een van 13 en een van 8 jaar zaten ook in angst en riepen steeds om papa en mama, maar wij konden ze niet opvangen. Ik heb al geschreven dat er geen dokter of zuster door het spervuur konden komen doch de zuster heeft zich helemaal in het wit bekleed om te proberen ons toch nog hulp te bieden en het is haar gelukt ons huis te bereiken en verdere hulp te bieden. Wij moesten ons steeds verplaatsen om beveiligingsplaats te zoeken. Dan boven dan beneden, dan voor dan achter [3]. Het was een hopeloze toestand. Regelmatig wilden de Duitsers ons huis binnen komen maar vanwege de toestand in huis zagen zij daar van af en zochten buiten naar dekking.
Op een gegeven moment werd er wederom gebeld. Aan de deur stond een Duitse soldaat, die om verband vroeg. Hij had een gewonde hand. Ik heb hem gezegd: “Je kunt een hele verbandkist, die ik toevallig in huis had, krijgen, maar kun je niet zorgen dat wij deze hel uit komen?” Een wat oudere Duitse soldaat, die iets verderop stond, heeft dit gehoord en vroeg wat er gaande was.
Enige tijd daarna werd er wederom gebeld. Er werd door de Duitse soldaten met witte lakens en anderszins gezwaaid ten teken dat er niet geschoten mocht worden. Met behulp van die Duitsers hebben wij mijn vrouw op een stoel naar de overkant gebracht. Daar was een café[4] en die hadden aan de achterkant een schuur met een betonnen dak. Daar was het betrekkelijk veilig. Wij zijn daar zeer goed opgevangen, mijn vrouw heeft daar op een divan gelegen. Na drie dagen kwam de dokter kwam de dokter even kijken en raadde mijn vrouw aan om zoveel mogelijk op te staan, want het kon wel eens nodig zijn. Wij zijn daar vier dagen en nachten geweest. Inmiddels was het rustig geworden en we zijn weer naar ons eigen huis gegaan. Wij waren de mensen zeer dankbaar en wilden ze geen overlast bezorgen.
Toen wij weer in ons eigen huis waren kwamen een paar kennissen even bij ons langs om te zien hoe de toestand bij ons was. Zij constateerden al spoedig dat wij daar niet konden blijven en boden ons aan bij hun op de Reymerweg te komen totdat de toestand wat rustiger was geworden en wij weer behoorlijk konden wonen. Wij zijn toen met medeneming van enkele dekens en het benodigde babygoed naar de Reymerweg gegaan. De volgende morgen, het was toen al 27 september 1944, kregen we het bericht dat wij moesten evacueren en dat wij niet meer naar huis konden om nog wat kleding of dergelijke op te halen, want er stond spervuur op de Dorpsstraat, zodat wij genoodzaakt waren om met hetgeen wat aan hadden en het babygoed met de kinderwagen en een fiets te vluchten. Wij hadden gedacht dat het evenals in 1940 voor enkele dagen zou zijn, maar dat pakte anders uit. Het werden 9 maanden.
Omdat ook Wageningen, Heelsum, Oosterbeek en Arnhem moesten evacueren moesten wij de kant van Ede uit. We zijn toen door de bossen, in den stromende regen van Renkum en Bennekom naar Ede gegaan.
In Ede bij het station aangekomen kregen we te horen dat Ede al vol zat en wij moesten doorlopen naar Ederveen. Bij het station Ede stond een Rode Kruisman. Ik ben naar hem toegegaan en gezegd dat het voor mijn vrouw ondoenlijk was om nog verder te lopen[5]. Zij mocht toen plaats nemen op een vrachtwagen met paard, waarop invaliden en zeer bejaarden verder getransporteerd werden. Ook mijn kinderen mochten op die wagen. Ik zal de ontberingen die mijn vrouw met de baby tijdens die tocht maar niet omschrijven. Het was onmenselijk.
In Ederveen aangekomen kregen wij e horen dat het daar ook al vol was. Wij gingen door naar Renswoude en ook daar was het vol. Verder naar Scherpenzeel en ook daar dezelfde boodschap: vol.
Wij zijn toen doorgegaan naar Woudenberg waar wij in het gebouw van de boerenbond werden opgevangen. Wij kregen daar koffie, eten en konden wat op verhaal komen in onze doornatte kleding. Wij werden daar geregistreerd en na enige tijd, het was inmiddels donker geworden, kregen wij melding dat wij zouden ondergebracht worden in een boerderij. Daar werden wij met paar den wagen naar toe gebracht. Het was een tamelijk grote boerderij, een gezin met 4 kinderen waarvan 1 baby, een dienstbode en 3 knechts. De boerderij was in 1940 door oorlogshandelingen verwoest en weder opgebouwd. De mensen waren enigszins overrompeld dat zij er 5 personen bij kregen. Wij hadden een kamer met 2 ledikanten op de bovenverdieping. De baby bleef in de kinderwagen. Hoewel de boer tamelijk ruw was hebben wij het daar zeer goed gehad van eten en drinken.
Mijn vrouw hielp in de huishouding en zorgde voor de twee baby's. Ik vulde de dag met het repareren van hekkens en gaf het vee bieten en hooi enz. Ik heb ook geholpen met bieten rooien en deed veel boodschappen. De boerderij was tegen de Grebbelinie aan gelegen waar veel Nederlanders verplicht te werk werden gesteld in die stellingen. Er liepen daardoor nogal wat Duitsers in en om de boerderij, die mij regelmatig vroegen of ik niet werken moest. Ik antwoordde dan maar dat ik krank was. De boer zei:” Je hoeft voor mij niet te gaan werken, ik heb vreten zat.”
De boer gaf niets aan de ondergrondse ten behoeve van verzetsstrijders en onderduikers. Dat is ons gebleken. Het was op een avond, wij wilden allemaal naar bed gaan, toen plotseling de bovenste helft der buitendeur, die in de kamer was, open ging en er twee gemaskerde en gewapende mannen verschenen, die ons sommeerden om met de handen in de hoogte te gaan staan en allemaal naar de heerd, dat is de mooie kamer, te gaan met de boodschap dat “wij onze bek moesten houden daar ze anders zouden schieten zo dat onze stront door de strot naar buiten zou komen.” Daar was geen woord Duits bij.”
Ouders Wilhelmina Theresia Starink-Baars en Hendricus Jacobus Starink, 50 jaar gehuwd 10-10-1979
|
dinsdag 10 december 2013
Reunie met de Familie Baars
Bij ’t lezen van een paar originele dagboeken1
uit 1942, kwam ik steeds de naam van Lena Baars tegen. Het toeval
wil, dat bij mij op de galerij zomaar in ’t voorbijgaan, met de
buurman een buurtbabbel ontstond, in dit geval over familietradities
tussen Wageningen en Renkum. Op ’n gegeven moment liet hij zich
ontvallen dat zijn schoonzus ook uit Renkum komt en Riet Baars heet.
Keyenbergseweg, Lena Baars met ouders, wrsch. kort na de oorlog. Fotocollectie Anneke Baars via Fam van Dijk-Baars, Wageningen |
De families Baars en van
der Schouw waren jarenlang goed met elkaar bevriend. Zozeer zelfs dat
Lena voor mij altijd ‘Tante’ Lena was! ‘Tante’ Lena Baars en
de zus van mijn vader, mijn Tante Coba van der Schouw, hadden via de
KJV en Maria-gidsen veel contacten met elkaar en ze waren allebei
vrijgezel. Ze trokken veel samen met de weekenden er op uit of bleven
thuis bij opa en opoe Baars!
Trouwdag van Karel Baars en Annie Verhoef, met hun beide ouders en bruidjes Mies en Trees. Onder het pijltje bovenin staat Lena Baars. Fotocollectie Anneke Baars via Fam. van Dijk-Baars, Wageningen. |
Tante Rika Baars + dochter Ans + Coba van der Schouw, ca 1975. Fotocollectie Anneke Baars via Fam.van DijkBaars, Wageningen |
De fam.
C.J.Baars-Rijsemus, Dorpsstraat 173 te Renkum bestond uit 9 personen,
nl. ‘Opa en Opoe’, 6 dochters en 1 zoon, waarvan ‘Tante’ Lena
de jongste was.
Renkum , NV Gasfabriek aan de van Ingenweg, in het midden dhr. J. Kampes |
Zoals genoemd had ‘Tante’ Lena maar 1 broer, ‘Oom’ Karel. Die werkte als electriciën bij de firma Bosman in de Hoogstraat in Wageningen en deed in z’n vrije tijd veel voor de toneelvereniging ONA met de familie Kampes. Vooral bij de uitvoeringen van de toneelavonden was hij altijd aanwezig. Oom Karel was gehuwd met Annie Verhoef, woonde in de Dorpsstraat 106 en had 4 kinderen.
'Tante' Lena Baars op wintersport, ca 1965 |
Zo ging mijn jeugd in de
jaren ’30 in de weekenden vaak voorbij: of mee naar opa en opoe
Baars en soms ’n leuk uitje naar één van de ‘Tantes’, de
zussen van ‘Tante’ Lena, die met Tante Coba wel de kar trokken,
maar 'Tante” Lena was de hoofdleidster!
Dank zij dit toevallige
contact met de Baars-familie kon ik deze aanvullingen toevoegen aan
mijn jeugdherinneringen.
Gerard van der Schouw Jzn.
------------------------------------------------------------------
1
Onlangs verworven. In voorbereiding als speciale uitgave van
“Echo’s”.
maandag 7 oktober 2013
Samenvatting Luchtlandingen Renkum, September 1944
Samenvatting van de activiteiten van het ‘Recce Squadron’ in het
dorp Renkum aan het meest westelijke front van ‘Market
Garden’-offensief. Dit squadron moest de opkomende Duitse SS-troepen op afstand
houden (zie rode vet geblokte lijn). De navolgende nummering komt overeen met de nummers op de kaart.
1. Vooraf
bombardementen op zondag 17 september om 12.00 uur op de Wageningse berg
‘Belmonte’. Tevens gelijktijdig zijn ook de kazernes te Ede en Arnhem
gebombardeerd.
2. Om
13.00 uur tot ca 17.00 uur luchtlandingen van de para’s met o.a. het ‘Recce
Squadron’.
3. Deze
groep landde tussen de Telefoonweg en de Klein Amerikaweg.
4. Om
ca 17.30 uur arriveerden de 1e verkennersgroep via de Hogekampseweg,
Kerkstraat en Molenweg de Dorpsstraat. De 2e groep kwam via de Klein
Amerikaweg, van Ingenweg en Utrechtseweg (zie de rode stippellijn).
5. Na
hun verkenningstocht nestelden zij zich om ca 18.00 uur samen op en in de
steenoven in de Jufferswaard.
6. Bij
een strijd van ca 12 dagen (18-30 september) ontstond er tussen Dorpstraat en
Utrechtseweg wel een vuurlinie, maar de para’s konden t.o.v. de overmacht van
SS-troepen dat niet bolwerken en zij trokken zich terug via de Rijnoever en
onderlangs de Noordberg, richting Oosterbeek (zie blauwe streep-stiplijn)
7. Vanuit
de rode geblokte lijn rukten de SS-troepen op lans de laan van O.N.O.. Daar lag
héél vel munitie opgeslagen. Niet voor niets was de Wageningse berg van tevoren
door de geallieerden gebombardeerd!
Dit is mijn samenvattend overzicht van de situatie die ik
als, sind 31 augustus 16-jarige, jongen meemaakte in een schuilkelder bij
slager van Beek, onder het huidige Achterdorpsstraat 1 in Renkum.
Een gedenkzuil of –plaquette, ergens bij de kruising van de
Melkdam-Dorpsstraat-Utrechtseweg of bij de driesprong Europalaan-Achterdorpsstraat-Dorpsstraat, zou zeker op z’n plaats zijn. Ook de toegang
tot die schuilkelder is van grote educatieve waarde voor alle basisscholen van
Renkum. Dat is in de week van 13-20 september 2013 wel gebleken! Er moet daar
iets komen ter herinnering aan de heetste vuurlinie waardoor in die weken het
dorp Renkum materieel zo ernstig vernield werd, maar waardoor ook zoveel menselijke
en sociale schade in heel Renkum is aangericht.
Gerard van der Schouw
Jzn.
woensdag 28 augustus 2013
Overgrootvader van der Schouw, de bierrijder van de Groenedaalseweg
'Mijn overgrootvader Jan van der Schouw was een zwaargebouwde man, zoon van een Wageningse landbouwer. Bij zijn trouwen met een Renkums meisje in 1845 vestigde hij zich onderaan de Groenendaalseweg (hoek Beukenlaan, het huis staat er nog).
Als huwelijkscadeau kreeg hij een paard en wagen mee waarmee hij een vrachtrijdersbedrijf begon. Bierbrouwerij de Bok was een vaste klant. De bierbrouwerij leverde onder meer aan Nol in 't Bosch en aan paleis Oranje Nassau's Oord. Helaas haalde Jan net zijn 25 jarig jubileum niet door een ongeval. Op de helling van de Nieuweweg dreigde een biervat van de wagen te vallen. Hij probeerde het vijftig litervat tegen te houden maar dit viel op hem en hij overleed aan zijn verwondingen'.
Gerard van der Schouw Jzn., achterkleinkind van een verongelukte bierrijder.
Huis J. v.d.Schouw zijde Beukenlaan |
Huis en erf J..v.d.Schouw, Beukenlaan-hoek Groendaalseweg (Paardenstal+ waterpomp+zandsteen t.b.v. het slijpen van messen, gereedschappen enz.) |
Huis J.v.d.Schouw, zijde Groenendaalseweg 63 |
Gerard van der Schouw Jzn., achterkleinkind van een verongelukte bierrijder.
dinsdag 16 juli 2013
Van jeugdherinneringen naar pubertijd
Aangezien ik zelf de oudste was van ons drieën, begin ik bij mezelf.
Vooral door de bezetting werden alle mensen van 16 jaar en ouder, die werkloos waren, te werk gesteld, later zelfs verplicht. Daar ik zelf in 1940 al 12 jaar was bleef ik nog ’n jaar extra op het lager onderwijs, in de 8e klas. Dit was echt de bedoeling, nl. om zo veel mogelijk tijdwinst te boeken. Daarna ging ik in september 1941 naar de Nijverheidsschool te Wageningen. Op de fiets, eerst nog met luchtbanden, later met “cuffer”-banden, via ’t Zwarte Pad (langs ONO) en de Geertjesweg. Dat was een grindweg, dus zwaar trappen. We gingen niet via de Wageningse berg, want daar stonden onder de bomen van “Belmonte” allemaal ingegraven Duitse vrachtwagens geparkeerd en daar werd ook wacht gelopen. Niet voor niets bombardeerden de geallieerden op 17 september 1944 om 12.00 uur de Wageningse berg (evenals de Edese en Arnhemse kazernes), vóórdat om 13.00 uur de luchtlanding begon.
Ik ging dus ook nog 1943 naar school in Wageningen en toen ik zgn. plotseling de “roodvonk” kreeg waardoor ik “moest” blijven zitten en er nog een jaar aan vast knopen. Dit spelletje herhaalde zich toen ik vlak voor mijn examen in mei ’44 difterie kreeg. Ik “kon” mijn diploma niet halen. De school was ’n echte “onderduikersschool”. Ik was immers intussen 16 jaar en zou werkloos worden…
Toen kwam de luchtlanding in september en was het evacueren geblazen van 1 october ‘44 t/m 26 juli 1945. Daarna ben ik onmiddellijk weer naar school gegaan om m’n diploma machine bankwerker te halen in juli 1946. Maar ik heb het “Kamp Amersfoort” en Duitsland toen niet gezien.
Mijn idee was altijd om machinist te worden bij de NS. Maar ik ben na ’t behalen van m’n diploma bij de smederij van Johan Nijhuis aan de Vogelweg 16 in Oosterbeek begonnen. Dat werd m’n eerste werkgever. Verder ben ik via avondstudie verschillende diploma’s gaan behalen tot en met Middelbaar Technisch niveau. Maar ondanks alle narigheid uit de 40-er jaren leerde je wel dat er ook nog andere dingen bestonden als ellende en discipline. Het begon al toen ik naar de Nijverheidsschool ging. Je kwam allemaal bij vreemde jongens in de klas te zitten, die uit diverse plaatsen in de omgeving kwamen. De leerstof werd in verschillende lokalen gegeven, wat natuurlijk was want je had nl. theorie en praktijklokalen. Zelf had ik op een katholieke lagere school gezeten en nu hoorde je van je medeleerlingen die behoorlijk grof in de mond waren, maar er waren er ook die nog heel streng en conservatief waren opgevoed. Maar ik paste mij wel aan en ging mijn eigen weg. Af en toe meedoen, maar wel op een beetje gepaste manier. Bijvoorbeeld, als in de oorlog ‘t luchtalarm afging moesten we allemaal de gang op en was die vol dan kon je ook bijv. in het tekenlokaal onder de tekentafel gaan zitten. Nou wij vonden dat niet zo erg, wan tonder de tekentafels kon je prachtig met elkaar “donderjagen”, balletje rollen, propjes schieten, enz. Op diezelfde school werd er in de bankwerkerij/ smederij in de oorlog ook olie geperst, maar daar kon je ook gijn hebben, nl. een stuk pijp warm maken, één zijde in ’t vuur heet maken en dicht smeden en daarna water in de pijp doen. Aan de open kant een houten prop er vast in. Je pakte een smeedtang en hield de pijp in ’t midden vast waarna je de dichtgesmede zijde dan in ’t smidsvuur hield. Nou die houten prop wilde er dan wel uit. Levensgevaarlijk! Hier past ik toch voor.
Dat was dus op de school. Daarna kwam ik dus zoals al vernoemd, in 1946 aan ’t werk bij de smederij in Oosterbeek bij Johan Nijhuis (niet te verwarren met z’n broer Aart Nijhuis, die ’n Aluminium Konstructiebedrijf Nijhuis Oosterbeek, AlkoNo, aan de Benedendorpseweg had. Daar was volop werk na al die oorlogsellende, o.a. (muur)ankers smeden voor de bouw, kachels herstellen en haarden plaatsen. Tevens was er ook bij de villa’s schoorsteenvegen bij, maar dan ging je met een collega. Zo ging je ook met z’n tweeën lopend met ’n handkar zuurstofflessen halen bij de KEMA en als er dan toevallig een hondje langs de weg liep werd even de zuurstofkraan open gezet. Achteraf gemene streken.
Vooral door de bezetting werden alle mensen van 16 jaar en ouder, die werkloos waren, te werk gesteld, later zelfs verplicht. Daar ik zelf in 1940 al 12 jaar was bleef ik nog ’n jaar extra op het lager onderwijs, in de 8e klas. Dit was echt de bedoeling, nl. om zo veel mogelijk tijdwinst te boeken. Daarna ging ik in september 1941 naar de Nijverheidsschool te Wageningen. Op de fiets, eerst nog met luchtbanden, later met “cuffer”-banden, via ’t Zwarte Pad (langs ONO) en de Geertjesweg. Dat was een grindweg, dus zwaar trappen. We gingen niet via de Wageningse berg, want daar stonden onder de bomen van “Belmonte” allemaal ingegraven Duitse vrachtwagens geparkeerd en daar werd ook wacht gelopen. Niet voor niets bombardeerden de geallieerden op 17 september 1944 om 12.00 uur de Wageningse berg (evenals de Edese en Arnhemse kazernes), vóórdat om 13.00 uur de luchtlanding begon.
Ik ging dus ook nog 1943 naar school in Wageningen en toen ik zgn. plotseling de “roodvonk” kreeg waardoor ik “moest” blijven zitten en er nog een jaar aan vast knopen. Dit spelletje herhaalde zich toen ik vlak voor mijn examen in mei ’44 difterie kreeg. Ik “kon” mijn diploma niet halen. De school was ’n echte “onderduikersschool”. Ik was immers intussen 16 jaar en zou werkloos worden…
Toen kwam de luchtlanding in september en was het evacueren geblazen van 1 october ‘44 t/m 26 juli 1945. Daarna ben ik onmiddellijk weer naar school gegaan om m’n diploma machine bankwerker te halen in juli 1946. Maar ik heb het “Kamp Amersfoort” en Duitsland toen niet gezien.
Mijn idee was altijd om machinist te worden bij de NS. Maar ik ben na ’t behalen van m’n diploma bij de smederij van Johan Nijhuis aan de Vogelweg 16 in Oosterbeek begonnen. Dat werd m’n eerste werkgever. Verder ben ik via avondstudie verschillende diploma’s gaan behalen tot en met Middelbaar Technisch niveau. Maar ondanks alle narigheid uit de 40-er jaren leerde je wel dat er ook nog andere dingen bestonden als ellende en discipline. Het begon al toen ik naar de Nijverheidsschool ging. Je kwam allemaal bij vreemde jongens in de klas te zitten, die uit diverse plaatsen in de omgeving kwamen. De leerstof werd in verschillende lokalen gegeven, wat natuurlijk was want je had nl. theorie en praktijklokalen. Zelf had ik op een katholieke lagere school gezeten en nu hoorde je van je medeleerlingen die behoorlijk grof in de mond waren, maar er waren er ook die nog heel streng en conservatief waren opgevoed. Maar ik paste mij wel aan en ging mijn eigen weg. Af en toe meedoen, maar wel op een beetje gepaste manier. Bijvoorbeeld, als in de oorlog ‘t luchtalarm afging moesten we allemaal de gang op en was die vol dan kon je ook bijv. in het tekenlokaal onder de tekentafel gaan zitten. Nou wij vonden dat niet zo erg, wan tonder de tekentafels kon je prachtig met elkaar “donderjagen”, balletje rollen, propjes schieten, enz. Op diezelfde school werd er in de bankwerkerij/ smederij in de oorlog ook olie geperst, maar daar kon je ook gijn hebben, nl. een stuk pijp warm maken, één zijde in ’t vuur heet maken en dicht smeden en daarna water in de pijp doen. Aan de open kant een houten prop er vast in. Je pakte een smeedtang en hield de pijp in ’t midden vast waarna je de dichtgesmede zijde dan in ’t smidsvuur hield. Nou die houten prop wilde er dan wel uit. Levensgevaarlijk! Hier past ik toch voor.
Dat was dus op de school. Daarna kwam ik dus zoals al vernoemd, in 1946 aan ’t werk bij de smederij in Oosterbeek bij Johan Nijhuis (niet te verwarren met z’n broer Aart Nijhuis, die ’n Aluminium Konstructiebedrijf Nijhuis Oosterbeek, AlkoNo, aan de Benedendorpseweg had. Daar was volop werk na al die oorlogsellende, o.a. (muur)ankers smeden voor de bouw, kachels herstellen en haarden plaatsen. Tevens was er ook bij de villa’s schoorsteenvegen bij, maar dan ging je met een collega. Zo ging je ook met z’n tweeën lopend met ’n handkar zuurstofflessen halen bij de KEMA en als er dan toevallig een hondje langs de weg liep werd even de zuurstofkraan open gezet. Achteraf gemene streken.
Smederij Joh. Nijhuis, Vogelweg 16, Oosterbeek, ca 1946. Links het huis van de fam. Nijhuis op nr. 14. V.l.n.r. Kooyman, J. Verbeek, Th. Siep, Ben Wegh, W. Berendsen. |
Na ’n jaar werkervaring ben ik gaan solliciteren en ben via enkele werkgevers op Middelbaar niveau geëindigd. Er waren wel 3 onderbrekingen: oproepen voor militaire dienst in 1949-’51!
De moeilijkste pubertijd lag wel voor mij in 1944-’45. Beknopt weergegeven:
· Augustus 1944: onderduiken
· September 1944: 14 dagen angst in de kelder
· Okt.’44 - Mei’45: evacuatie 35 km lopen met kans opgepakt te worden
· 19 Nov.’44: overlijden van opa van der Schouw. Dat werd een noodbegrafenis met weer een kans opgepakt te worden
Dat was beknopt mijn pubertijd.
Mij vrienden waren Henk Janssen (van de smid) uit Renkum. We struinden in de Jufferswaard. Verder Cees Jansen uit Ede. We gingen op de fiets naar Ede- station, treintjes bestuderen. Na de ambachtsschool-tijd ging ik bijna ieder weekend naar Wageningen en met Daan Tiemessen, Adri Barten enz. struinen in de Hoogstraat-Stationsstraat, alwaar ook in de bioscoop “Luxor”of “City” wel ’n gezellig plekje was te vinden. Later gingen we naar dansles en zo af en toe bracht ja dan een van de dames thuis met aan ’t slot van het liedje dat je er één toch de gezelligste vindt. Met haar knoop je verder vriendschap aan en de meeste vrienden deden dat idem en zo eindigde mijn jeugd en pubertijd-periode.
Mijn broer en mijn zus ervoeren het weer op hun eigen manier, hoewel zij wat jonger zijn en een iets gunstiger tijd meekregen in hun puberjaren. Hiermee wil ik niet zeggen dat het hun meer voor de wind ging. Echt niet. Als ik dan zeg dat mijn zus toen zij van de lagere school af kwam in 1942 naar de Huishoudschool mocht, zij vanaf de Achterdorpsstraat naar Kievitsdel liep en daar op de T.O.L. tram stapte om in Arnhem de school te bezoeken. Zij zou in september ’44 ’n vervolgcursus gaan doen na ’t behalen van ‘n diploma in Arnhem, maar ook voor haar onderbrak ’t oorlogsgeweld de verdere opleiding, haar vervolgstudie.
Na de terugkeer in Renkum heeft zij via de zusters van de Meisjesschool de studie voor coupeuse aldaar afgemaakt en vond in Arnhem bij de firma Bunker in de Rijnstraat, op ’t atelier haar werkkring. Haar vriendinnen waren o.a. Truus Staring en Henny Richards. Evenals opa en een tante vond nu ook zij, de kleindochter haar schipper en voer met hem op de Rijn o.a. naar Basel heen en terug.
Mijn broer kreeg ’n wat gunstiger tijd mee, zou oorspronkelijk in september 1944 voor timmerman naar de Nijverheidsschool in Wageningen gaan, maar zoals vermeld: “Luchtlanding” en evacuatie. Dit was ook voor hem stilstand in de studie. Maar in september 1945 kon hij alsnog gewoon naar Wageningen daar de school na wat oorlogsherstellingen weer kon doorstarten. Zij vrienden waren o.a. Bennie Richards en Gerard ten Böhmer.
De moeilijkste pubertijd lag wel voor mij in 1944-’45. Beknopt weergegeven:
· Augustus 1944: onderduiken
· September 1944: 14 dagen angst in de kelder
· Okt.’44 - Mei’45: evacuatie 35 km lopen met kans opgepakt te worden
· 19 Nov.’44: overlijden van opa van der Schouw. Dat werd een noodbegrafenis met weer een kans opgepakt te worden
Dat was beknopt mijn pubertijd.
Mij vrienden waren Henk Janssen (van de smid) uit Renkum. We struinden in de Jufferswaard. Verder Cees Jansen uit Ede. We gingen op de fiets naar Ede- station, treintjes bestuderen. Na de ambachtsschool-tijd ging ik bijna ieder weekend naar Wageningen en met Daan Tiemessen, Adri Barten enz. struinen in de Hoogstraat-Stationsstraat, alwaar ook in de bioscoop “Luxor”of “City” wel ’n gezellig plekje was te vinden. Later gingen we naar dansles en zo af en toe bracht ja dan een van de dames thuis met aan ’t slot van het liedje dat je er één toch de gezelligste vindt. Met haar knoop je verder vriendschap aan en de meeste vrienden deden dat idem en zo eindigde mijn jeugd en pubertijd-periode.
Mijn broer en mijn zus ervoeren het weer op hun eigen manier, hoewel zij wat jonger zijn en een iets gunstiger tijd meekregen in hun puberjaren. Hiermee wil ik niet zeggen dat het hun meer voor de wind ging. Echt niet. Als ik dan zeg dat mijn zus toen zij van de lagere school af kwam in 1942 naar de Huishoudschool mocht, zij vanaf de Achterdorpsstraat naar Kievitsdel liep en daar op de T.O.L. tram stapte om in Arnhem de school te bezoeken. Zij zou in september ’44 ’n vervolgcursus gaan doen na ’t behalen van ‘n diploma in Arnhem, maar ook voor haar onderbrak ’t oorlogsgeweld de verdere opleiding, haar vervolgstudie.
Na de terugkeer in Renkum heeft zij via de zusters van de Meisjesschool de studie voor coupeuse aldaar afgemaakt en vond in Arnhem bij de firma Bunker in de Rijnstraat, op ’t atelier haar werkkring. Haar vriendinnen waren o.a. Truus Staring en Henny Richards. Evenals opa en een tante vond nu ook zij, de kleindochter haar schipper en voer met hem op de Rijn o.a. naar Basel heen en terug.
Mijn broer kreeg ’n wat gunstiger tijd mee, zou oorspronkelijk in september 1944 voor timmerman naar de Nijverheidsschool in Wageningen gaan, maar zoals vermeld: “Luchtlanding” en evacuatie. Dit was ook voor hem stilstand in de studie. Maar in september 1945 kon hij alsnog gewoon naar Wageningen daar de school na wat oorlogsherstellingen weer kon doorstarten. Zij vrienden waren o.a. Bennie Richards en Gerard ten Böhmer.
Daar heeft hij zijn diploma gehaald en ging bij ’t aannemersbedrijf O. Tiemesssen in een oud kerkgebouw in de Heerenstraat te Wageningen aan ’t werk. Ook hij deed vervolg-cursussen en na enkele jaren bij het aannemersbedrijf gewerkt te hebben, ging ook hij solliciteren en kwam bij ’n architectenbureau op Wageningen-Hoog terecht, waar hij heel veel zelfstandig werk o.l.v. de architect mocht doen.
Zo heeft hij ook via ’n prijsvraag ’t Don Boscohuis ontworpen. Dat is gebouwd op de plek waar t/m september 1944 onze moestuin lag…
Inmiddels leerde hij z’n vrouw kennen, trouwde en solliciteerde weer, ook i.v.m. een woning erbij. Hij verhuisde in 1959 naar Doetinchem, waar hij als opzichter-tekenaar bij ’n architectenbureau eindigde.
Veluwepost, 23-12-2009. Het Don Boscohuis, ca 1957 ontworpen door A.N. van der Schouw Jzn. |
Zo heeft hij ook via ’n prijsvraag ’t Don Boscohuis ontworpen. Dat is gebouwd op de plek waar t/m september 1944 onze moestuin lag…
Inmiddels leerde hij z’n vrouw kennen, trouwde en solliciteerde weer, ook i.v.m. een woning erbij. Hij verhuisde in 1959 naar Doetinchem, waar hij als opzichter-tekenaar bij ’n architectenbureau eindigde.
7 juni 2013
Gerard van der Schouw Jzn.
Jeugdherinneringen 1935-1945
Tijdens de
maandagavondclub van ’t Genootschap Redichem vertelde ik aan Fien Bos dat ik
haar broer Jan altijd waardeerde om zijn “echte Renkumse” verhalen. Zij wees
mij er toen op dat het gedichtenboek van Bep Janssen, de zus van ons oud lid
Henk Janssen (de smid van de Dorpsstraat), ook zo mooi was!
Nou ik heb
dat boek gelezen. Het bevat + 25 gedichten. Het staat in onze bieb en is
zeker de moeite waard om dit eens door te lezen. Het is getiteld: “Ik zet een
standbeeld op je graf”. Dit is tevens
een ode aan haar moeder.
Nou kende ik
de fam. Janssen aardig goed en had aan Henk ook wel een goede vriend. Soms gingen
we ook wel eens struinen in de Jufferswaard.
Doordat Fien
Bos mij hierop wees, ging er bij mij “een lichtje branden” in verband met de
familie Janssen. Die woonde toendertijd dus in de Dorpsstraat en ze hadden een
winkel. Daar verkochten ze kachels en haarden. Naast de winkel hadden ze een
ingang naar de smederij.
Het was
midden in de winter en ’t had flink gesneeuwd, wat gedeeltelijk was gedooid en
toen weer bevroren, waardoor er ’n prachtige ijsbaan op de Schoolweg (nu Don Boscoweg)
ontstond. Daar deze weg afliep naar de Dorpsstraat was ’t geweldig om sleetje
te rijden. Dus haalde ik de slee uit de schuur, liep naar boven door de losse
sneeuw en dan bovenaan gekomen op je buik op de slee naar beneden, onderaan bij
de dorpsstraat dan Links of Rechts afdraaien, want je mocht natuurlijk niet de
Dorpsstraat over. Levensgevaarlijk!
Op ’n
gegeven ogenblik had ik zo’n hoge snelheid met de slee dat ik de Dorpsstraat
toch overvloog en zo bij Janssen de smederij inging en daar tot stilstand kwam.
Dhr. Janssen had mij aan zien komen en zei: “Zo vriend, als je mij komt helpen
kan dat maar dan niet op deze manier!” Nou ik met ’n rood hoofd en slee naar
huis, want de lol was er af en als ze ’t thuis wisten, was ’t wel helemaal met ’t
sleetje rijden gedaan.
De familie
Janssen had ’n andere geloofsovertuiging dan bij ons thuis, maar het waren
fijne mensen om mee om te gaan.
27 mei 2013,
Gerard van der Schouw
Abonneren op:
Posts (Atom)