dinsdag 28 april 2009

De Rijnvaart

Dit artikel is eerder verschenen in Echo's van zes dorpen", uitgave van het Genealogisch en Historisch Genootschap Redichem, Jrg. 13, voorjaar 2009-1, pp. 7-10.


Al in de oudheid was de Rijn een goed vervoermiddel. Of Batje Vier al voor de jaartelling de rivier afkwam weet ik niet zeker , want dan zouden de bataven niet zo blond geweest zijn. Dat de Romeien de Rijn afzakten weten we allemaal. Voor de Romeinen was de Rijn een belangrijke grens, die ze gemakkelijk konden bereizen en controleren met hun platbodems.
Later werd getracht met geïmproviseerde zeilen stroomopwaarts te varen afhankelijk van de wind en de stroming van de rivier, maar na +/- 1100 was men al zover dat men met schepen met vis uit Tiel, Utrecht en Deventer stroomopwaarts naar Koblenz kwam. Men moest dan wel met een deel van de zalm of aal de tol betalen.
Door de vraag vanuit Holland om houten palen ten behoeve van de bouw en vooral de scheepsbouw werd in de 17e eeuw vanuit het Zwarte Woud houten vlotten gebouwd en stroomafwaarts vervoerd.

Een zogenaamd "Hollandervlot" by Unkel am Rhein, 18e eeuw. Deze vlotten dankten hun naam aan de bestemming. De vlotten werden op de Middenrijn samengesteld uit stammen, die van de zijrivieren (vooral uit het Zwarte Woud) kwamen. Ze waren soms wel 300m lang en er woonden tijdelijk zo'n 500 man op om te roeien en te sturen. Voor de huisvesting werden er houten huisjes op het vlot gebouwd..Van veel vlotters ging het hele gezin mee.

Aan de voorkant en de achterkant werd het vlot bestuurd. Soms met wel 15 roeiriemen aan elke kant. Aan iedere riem zaten en stonden 7 tot 9 man. Stuurlieden stonden te schreeuwen en bij lastige stukken werden soms wel 90 ankers gebruikt. Voor dat alles uit voer een roeibootje met een zwart/rood geblokte vlag, als waarschuwing voor het naderende transport. In 1978 was in Duitsland een kunstactie ter afsluiting van de vlotvaart. Men bouwde een vlot met een hoge stellage, waarop een mummie werd gelegd. Men liet het vlot de Rijn afzakken. Via Arnhem, Renkum, Wageningen enz. naar de Noordzee.
Bij aankomst aan zee werd de mummie in brand gestoken. Ondergetekende heeft deze doorvaart aanschouwd. Tussen 1650 en 1750 passeerden via Arnhem-Renkum-Wageningen een groot
aantal van deze vlotten richting Dordrecht. De Hollandse zeevaart was ook hierdoor de grootste van de wereld. De binnenvaart is nu nog steeds veruit de grootste van Europa.
In onze omgeving was in dezelfde tijd ook de zalmvisserij tot grote bloei gekomen. De zalm werd deze via de rivier naar een groot aantal plaatsen vervoerd. Zo ontstonden er rond 1678 schippersbeurzen waar de beurtvaart kon worden geregeld.
Na 1820 werden de wegen verbeterd. Het openbaar vervoer breidde zich uit en in 1869 meldde de Wageningse Courant dat er een eerste dienstregeling kwam voor treinen en omnibussen. In datzelfde jaar meldde het scheepvaartkantoor dat in Arnhem en Keulen vanaf die tijd de waterhoogten op de borden langs
de rivier dagelijks zouden worden vermeld.
In 1876 werd melding gemaakt van stoomboot Arnhem I en II en de
stoomboot Wageningen. Dit waren radarstoomboten. Vanaf 10 oktober 1878 werden het schroefstoomboten met de namen Concordia, Stad Wageningen en de Batauwer, die in een later stadium een maatschappij vormden onder de naam Concordia. Deze Concordia-vloot groeide uit tot 12 schepen en bevoeren het Rijntraject vanuit Arnhem richting Amsterdam en Rotterdam.
De boten pendelden tussen Arnhem en Wageningen en hadden eigen steigers 
G. van der Schouw, Wageningen

Bronnen:
Steenbergen, Vereniging Oud Wageningen, nr 6-1994
F. Hellinga, Vereniging Oud wageningen, nr 6-1994
Veluwe Post, eeuwfeest het Renkumse Veer, april 1962
G. v. Dolderen, Langs de boorden van de Rijn.
Geert Maassen, De Zuidzoom WV.
Burgsteyn en Heyers, Sjouwen door Renkum

Aan het avondfeest op de Rijn op 19 augustus 1929 deed ook de "á giorno” verlichte boot van Huis ter Aa mee. Dat was het vaartuig, dat vanuit de haven bij de Hevea-rubberfabriek, onder aan de Dunolaan, vanaf de Westerbouwingeen met een dienstregeling op Arnhem voer. Het kreeg de naam van het ten westen van het fabriekscomplex staande hotel Huis ter Aa.

De Rijnoever

Dit artikel is eerder verschenen in Echo's van zes dorpen", uitgave van het Genealogisch en Historisch Genootschap Redichem, Jrg. 13, 2009-1, pp. 15-19.

Het was niet altijd rozengeur en maneschijn als door weersomstandigheden de rivier dichtgevroren zat of zijn overtollig smeltwater niet snel genoeg kon verwerken. Men was dan afhankelijk van het openbaar vervoer over de weg die in sneltreinvaart het land veroverde door tram, trein en bus. Wat wel een klein voordeel was als de rivier dichtgevroren was, dat men over het ijs een Noord-Zuid-verbinding had, wat anders door de pontveren verzorgd werd. Tevens had men kans om op de ondergelopen en bevroren uiterwaarden te gaan schaatsen.

Normaal was men voor het Noord-Zuid vervoer aangewezen op de
plaatselijke veren, om enkele te noemen: het veer De Preats, vervangen door de schipbrug te Arnhem, Drielse veer, Heterense veer, Renkumse veer, Lexkesveer en Rhenense veer.

In eerste instantie was dit met een roeiboot, later steeds vaker met een gierpont, (uitgevonden door Prins Maurits, om troepen over te zetten) en nog weer later met de motorpont. 
Zo ging het ook met het Renkumse veer. Dat begon in 1742 via genoemde hofstede. Het Renkumse Veer aan de zuidkant van de Rijn als een zogenaamd voetveer. Het werd verzorgd door de fam. Lippens tot 1804, daarna door de fam. Ockhorst tot 1842, die de verzorging weer overdroeg aan Jan Boll. Deze Jan Boll raakte bevriend met Koning Willem III en die verleende hem op 9 april 1862 een concessie om het voetveer om te zetten naar een pontveer. Het werd een gierpont waarop men met rijtuigen en wagens de rivier kon oversteken. Ook werd de Meentweg verbreed (was een voetpad) en kreeg de naam Veerweg.
Die Jan Boll had een dochter Elisabeth. Zij trouwde met de heer G. v. d. Bergh in 1887. Deze familie en hun nazaten hebben het Renkumse veer ruim 80 jaar onderhouden tot ongeveer 1968, toen de brug over de Rijn en de A50 werden opengesteld. Deze oeververbinding is van eminent belang geweest voor het openbaar vervoer tussen de Veluwe en de Betuwe, zowel voor het dorp
Renkum als de industrie. Eerste kwamen er de steenfabrieken en na 1912 kwam de papierfabriek, waar veel Betuws personeel werkte. In en om het veer was voor 1940 veel bedrijvigheid. Veel schepen voerden materialen af en aan voor zowel de steenfabrieken als de papierfabriek. Aan de Heterense kant de pakketdienst van Concordia en aan de Renkumse kant aan de loswal het lossen van zand en grind.
In eerste instantie werd het zand en grind zo vanuit het schip zo los op de wal gehesen, maar bij hoog water spoelde de Rijn het geloste zand weer weg, waarop men een stalen trechter op poten bouwde op voldoende hoogte. Zo werd het zand in de trechter gehesen. Onderin de trechter zat een schuif. Als een vrachtwagen onder de trechter reed, werd de schuif opengetrokken en zo kon de vracht een stuk gemakkelijker geladen worden. Het leed van wegspoelen was verleden tijd. 
Wat ik hierbij persoonlijk wil vermelden is dat mijn grootvader, Gradus van der Schouw met zijn zandschip Eben Haezer in de jaren 1900-1912 op diezelfde loswal zand voor het veer heeft gebracht.

De schoonheid van het dorp Renkum is gelegen in de kom van de Rijn, tussen het Heelsumse en Renkumse beekdal. Door de komst van de industrie heeft het natuurschoon echter wel wat geleden. Als ik denk aan de mondingen van de beken in de uiterwaarden, waar boven het moerasgebied de juffers zoemden en uit hogerop de koeien graasden, dan krijg ik heimwee. Maar juist door die industrie bleven de gevolgen van transport op eigen terrein niet uit. Vooral voor de steenfabrieken, die langs de Rijn werden gebouwd moest het materiaal, dus de klei, uit de uiterwaarden vervoerd worden met behulp van smalspoor. Vanaf de Noordberg (oude naam was Oordberg) is er langs de oever van de Rijn achter de kribben een zogenaamde zomerdijk. Daar lag de rails van het smalspoor. Getrokken door een stoomlocomotiefje werd de klei op kantellorries naar de fabriek gebracht. Over het dijkje via de Jufferswaard. Na fabricage kwamen de gebakken steen dan op het zgn. tasveld te liggen voor transport. Dat transport werd dan veelal
nog via zeilschepen (later motorschepen) gedaan door bemiddeling van de schippersbeurs aan de Veerweg en later de Melkdam bij Jan van Wamel.
Zo dacht de directie van Van Gelder en Zonen er ook over om zo'n
afgegraven kleigat te benutten en bouwde in 1912 een nieuwe papierfabriek aan de Rijn en maakte van zo'n kleigat een haven voor de aanvoer van hout en kolen en transport van de rollen papier via het schip de Eendracht.
Op eigen terrein van de fabriek werd het transport van kolen voor de electriciteitscentrale vanuit het schip via het zgn 'luchtspoor" naar de centrale gebracht.
Het transport van de houten palen gebeurde via normaal smalspoor door palenlorries, getrokken door een elektrische tram en later door een diesellocomotief. Afvoer van afval en houtsnippers ging via de kantellorries via hetzelfde smalspoor naar het stortveld. Als jongetje van een jaar of 10 stak ik het spoor over bij de Veerweg en mocht ik een enkele keer meerijden, dat vond ik natuurlijk geweldig!

Nu heden 2009, is het de bedoeling om via de verlegde Veerweg weer een fiets/voetveer in ere te herstellen. Als dit weer werkelijkheid word, kan men vanuit het dorp via het Renkumse veer dan weer oversteken en via de oude steenfabriek Het Smalspoormuseum bezoeken. Hierna kan men via de Steenkuil (nu Renkumse Veerweg geheten) dan naar de Rijndijk fietsen in
oostelijke richting en via Heteren naar het Drielse Veer, waar men vanaf de dijk een prachtig uitzicht heeft op de zuidelijke Veluwerand. Dat veer maakt dan de oversteek over de Rijn naar de Westerbouwing om door de bossen van Doorwerth en Heelsum weer terug te keren in Renkum. Tabaksvelden en zalmvissers zijn geweken voor de industrie.....
De Rijn en Renkum zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en men begint dit gelukkig nu in te zien om de natuur weer in oude glorie te herstellen. Niet alles is terug te draaien, en dat hoeft ook niet, maar de beken zijn al gedeeltelijk hersteld. De Veerweg was lamgelegd, maar komt zeker weer tot leven als het Renkumse veer er weer mag varen.

Gerard van der Schouw

Bronnen:
F. Hellinga, Vereniging Oud Wageningen, nr 6-1994
Wes Beekhuizen, Groen was mijn dorp
John Bartels; Aanbiedingsvoorstel 2007, CDA gemeente Renkum
Norske Skog Parenco, stichting Papiermuseum Renkum/Heelsum
Geert Maassen, De Zuidzoom WV

Burgsteyn en Heyers, Sjouwen door Renkum