Dit artikel is eerder verschenen in Echo's van zes dorpen", uitgave van het Genealogisch en Historisch Genootschap Redichem, Jrg. 12, dec. 2008, pp. 7-10.
In de vorige editie van de “Echo's” stond het verhaal van de
tram. De tram onderhield de verbinding tussen Arnhem en Rhenen en
werd in het jaar 1937 opgeheven. Het vervoer werd overgenomen door autobussen, die goedkoper
waren en flexibeler konden rijden.
De NBM kocht kleine busondernemingen op, waardoor ook de NV-WEBO (Wagenings-Edese-Bus-Onderneming van de firma Van de
Weerd) niet langer kon blijven rijden. Inmiddels was de tweede wereldoorlog uitgebroken en de NBM probeerde met de overgebleven bussen het openbaar vervoer
gaande te houden.
In het begin reden de bussen, waaronder de roodgekleurde Volvo van de WEBO, nog op benzine. Die werd zo schaars, dat op gasgeneratoren moest worden overgestapt. Achter de bus werd een generator gekoppeld, die werd gestookt met elke vaste brandstof, die maar voorhanden was. Antraciet, turf, of blokjes hout konden zo worden omgezet in brandbaar gas. Bij die omzetting was ook lucht nodig, die door middel van een luchtklep werd aangezogen.
Ik zat in 1943 op de nijverheidsschool, later de ambachtschool. Als de bus voor school stopte was er voor ons kwajongens natuurlijk een mooie gelegenheid achter de bus om te lopen. De buschauffeur kon dan niet zien, dat we de luchtklep dicht hielden met het gevolg, dat de motor afsloeg. De buschauffeur was dan pisnijdig, want hij moest dan de bus uit, op de generator klimmen om te ontluchten en dat was een vies baantje.
Vanuit de school werd er wel toezicht gehouden en o-wee als
je betrapt werd. Dan waren de rapen zuur. Dan kon je in de middagpauze
een week lang niet naar buiten, want dan moest het schoolreglement
eindeloos vermenigvuldigd worden.
De oorlog liep teneinde. Door de luchtlanding in september
kwamen we in de frontlinie terecht. Negen maanden zijn we geƫvacueerd
geweest. Toen we hoorden, dat op 5 mei 1945 in Wageningen de
capitulatie was getekend, konden we weer terug naar Renkum. We vonden de
gehavende Dorpsstraat en heel veel gehavende huizen terug. Ook voor
het openbaar vervoer was de ravage aan gebouwen en materieel enorm. In de
zomer van 1945 kwam het vervoer mondjesmaat op gang.
In eerste
instantie kocht de NBM legertrucks en bouwde deze Dodges om tot
noodbussen. Op de laadbak waren houten banken geplaatst en er werd een zeildak opgezet.
Aan het einde van de laadbak waren schotten met een raam bovenin bevestigd met daartussen de instapdeur. In de volksmond werden de Dodges kippenhokken genoemd, maar wij jongeren vonden de nogal donkere “bussen” verrekte gezellig. Vooral als we met andere scholieren van de HBS, MULO en Ambachtschool naar Wageningen gingen.
In de beginperiode van de oorlog werden door de afgezonderde
positie van de buschauffeurs voor het eerst ook conducteurs ingezet. Wij schoffies kwamen er al snel achter, dat zo ́n conductrice niet voor de poes was. Kon je je gemak niet houden, dan werd je onverbiddelijk uit de bus gezet en dan kon je naar school lopen. Conductrices, die ik me nog herinner waren de dames Meiske en Stuart uit Renkum. Een Wageningse, weet ik ook nog, was Van Veenendaal.
Aan het einde van 1946 werden de kippenhokken al snel
vervangen door opleggers. In de loop van 1947 kwamen de eerste echte
bussen. De Engelse Crossley ́s waren zeer degelijk en hebben zeker 10 jaar meegedraaid.
Mijn zwager werd in 1951 in bewusteloze toestand naar het Elisabeth Gasthuis gebracht. Dokter Van de Voort- Maarschalk constateerde een herseninfarct. Pas na 2,5 jaar kwam de patiƫnt weer thuis. Iedere dag gingen familieleden naar de bushalte bij de klok van het Arboretum aan de Generaal Foulkesweg en namen daar de bus naar het ziekenhuis. Wij hebben heel veel ritjes met die
Crossley's gemaakt. Nooit panne gehad. Tegenwoordig is een betrouwbare bus iets vanzelfsprekends.
Nu hebben we files.
bron: NBM 75 jaar
Geen opmerkingen:
Een reactie posten